Als leraar ben je de hele dag bezig met communiceren, maar wat weet jij eigenlijk van communicatie?
Ik heb behoorlijk wat onderwerpen op de plank liggen die hun weg nog moeten vinden naar een blog. Stuk voor stuk zijn het onderwerpen die ik tegenkom in mijn eigen lespraktijk en die mij aan het denken (en lezen) zetten. Een recente post op Twitter van Zach Groshell heeft mij ertoe gezet om één van de onderwerpen van de plank te halen waar ik al lange tijd iets over wil schrijven: communicatie.

Naar mijn idee is communicatie een onderbelichte factor van goed onderwijs. Het belang van goede communicatie wordt, als je het mij vraagt, op alle niveaus onderschat, maar ik beperk mij in dit blog tot het microniveau. Hiermee bedoel ik de leerkracht in de klas, de mentor/coach en de leerkrachten die met elkaar samenwerken in een team en in de school.
In jip-en-janneketaal is communicatie de overdracht van informatie (de boodschap) van een zender naar een ontvanger met behulp van een medium.

De overdracht van informatie verslechtert onder invloed van ruis.
Communicatie kan verbaal (via gesproken woorden) plaatsvinden en het kan non-verbaal (houding, mimiek, gezichtsuitdrukkingen, etc.) plaatsvinden.
Maar we communiceren in het onderwijs ook op vele andere manieren; denk bijvoorbeeld aan de PowerPoint presentaties die jij als leerkracht maakt, je bordwerk, de studiewijzers die je uitdeelt of de huiswerkopdrachten die je in Magister zet.
Je ziet dit misschien niet als (onderdelen van) communicatie maar dat zou je wel moeten doen; het maakt je namelijk veel meer bewust van jouw rol (de zender), je zenden (welk medium is geschikt?) en van je ontvangers (wordt mijn informatie goed ontvangen?) En het maakt je bewust van het feit dat er op allerlei plekken ruis op de lijn kan ontstaan, waardoor informatie niet goed of zelfs helemaal niet wordt ontvangen.
witregel
Ruis op de lijn
Informatie moet je breed zien: het kan kennis zijn (kennisoverdracht) maar het kan ook een opdracht zijn (‘Ik wil dat jij je huiswerk gaat plannen.’). Het kan een boodschap zijn (‘Volgende week ben ik de hele week afwezig, jullie werken dan zelfstandig in de mediatheek.’) maar het kan ook een emotie zijn. (‘Ik baal ervan dat jullie zo onrustig zijn tijdens het zelfstandig werken.’)
Elke vorm van informatie die wordt verzonden heeft als doel dat er bij de ontvanger(s) iets gebeurt. Als dit niet gebeurt, of er vindt een andere reactie plaats, dan is dat het gevolg van ruis. Ruis kan ontstaan bij het zenden (het medium) of bij de zender. Ruis kan in de informatie zitten of ruis kan ontstaan bij de ontvangst. Ruis veroorzaakt miscommunicatie.
In deze blog benoem ik enkele veelvoorkomende vormen van ruis. Ik zal, waar mogelijk, ook tips geven om de ruis te reduceren. Helemaal zonder ruis communiceren is een illusie.
witregel
Eén van de dingen die ik als student op het Sint Lucas te horen heb gekregen is dat het beter is om iets goeds te jatten dan zelf iets slechts te verzinnen, dus ik begin met een aantal onderwerpen die Zach Groshell in zijn post noemt. Daarna vul ik zijn lijstje verder aan:
1. Vaag zijn
Wanneer je woorden gebruikt die vaag zijn wordt jouw uitleg onduidelijk. Als voorbeeld de onderstaande uitspraak waarmee een leerkracht zijn klas op scherp wil zetten voor het komende hoofdstuk dat ze gaan behandelen.
“Het hoofdstuk waar wij nu mee gaan starten zou voor enkele
leerlingen wel eens erg moeilijk kunnen worden.”
Welk hoofdstuk? Het is belangrijk om je als leerkracht te realiseren dat jij dit hoofdstuk al ontelbare keren hebt behandeld maar dat jouw leerlingen er nog geen enkel beeld bij hebben.
Leerlingen zullen zich verder ook gaan afvragen wie die enkele leerlingen zijn.
Dit brengt leerlingen aan het twijfelen: ‘Ben ik dat misschien?’ ‘En wat ga ik dan moeilijk vinden?’ Want wat er precies moeilijk zou kunnen zijn is in deze uitspraak ook erg vaag.
Met gerichte activiteiten ondervang je heel veel vaagheid. Zo kan de leerkracht van het voorbeeld veel beter zijn leerlingen, met behulp van een paar gerichte vragen, het hoofdstuk laten verkennen om ze daarna te vragen om hun verwachtingen op te schrijven.

Het risico bestaat dat leerlingen afhaken omdat ze het niet kunnen volgen.
.
witregel
2. Het doolhof
Deze vorm van ruis benadrukt het belang van een goede voorbereiding. Een les dient voor jouw leerlingen een goed lopend verhaal te zijn; niet alleen het verhaal dat je vertelt, maar ook met betrekking tot de materialen die je gebruikt. Elke keer als jij jouw les moet onderbreken creëer je onbewust een blokkade of zijpad in je verhaal waardoor je leerlingen verdwalen in wat je probeert over te brengen.
“Vandaag krijgen jullie van mij een korte instructie over het begrip compositie … euh, excuses, het begrip structuur, want compositie behandelen we volgende week, en … euh, hiervoor hebben jullie een wit vel papier nodig. … Oh, het papier is helaas op zie ik nu … euh, pak anders even je schrift met lijntjespapier en je pen. Of nee … jullie moeten ook tekenen dus … euh, pak ook een potlood.
Goed, dan start ik nu de PowerPoint … oh … euh, een moment, die had ik nog niet klaargezet.”
Een goede voorbereiding is enorm belangrijk; schrijf je instructie uit, leg al je materialen klaar, oefen alvast een keer met wat je op het bord wil gaan zetten, enzovoort.
Een tip die ik je ook wil meegeven is om leerlingen pas vragen te laten stellen na de instructie; op die manier voorkom je ook allerlei onderbrekingen in je verhaal.

witregel
3. Discontinuïteit
Zach Groshell schrijft in zijn post dat het belangrijk is om de continuïteit te bewaken in je lessen. Doe je dat niet dan loop je het risico om het momentum te verliezen. De vaart gaat eruit. Hierdoor ontstaat het risico dat leerlingen (de ontvangers) gaan afhaken.
Waak ervoor om tijdens een les allerlei extra informatie te delen of zaken ter sprake te brengen die voor die les niet relevant zijn.
Bijvoorbeeld: Tijdens een les over abstracte kunst kan ik ineens denken aan het schilderij Peinture-poème van Joan Miró dat het Booijmans van Beuningen heeft gekocht voor 8,1 miljoen euro. Als ik hier ineens over ga vertellen dan voeg ik allerlei extra informatie toe aan mijn instructie; deze zal hierdoor vertragen en het wordt voor de leerlingen veel moeilijker om mijn verhaal te volgen.
Timing is dus belangrijk; bewaar interessante aanvullende informatie en deel het met je leerlingen op een geschikt moment.

witregel
4. Verleidelijke details
Probeer de les niet leuker te maken door allerlei ‘leuke’ details toe te voegen; denk dan aan grappige opmerkingen, hippe woorden of gekke plaatjes in je presentatie. Ondanks dat het misschien enthousiaste reacties oplevert bij je leerlingen verstoren dit soort toevoegingen de overdracht van jouw informatie doordat ze leerlingen afleiden van de inhoud. Door allerlei prikkels toe te voegen vergroot je ook nog eens het risico van cognitieve overbelasting; al die extra informatie vormt als het ware een soort DDoS-aanval op de breinen van je leerlingen waardoor jouw informatie niet meer binnenkomt.

witregel
5. De vloek van kennis
De vloek van kennis (curse of knowledge) is een cognitieve bias; het is een proces in je brein dat ervoor zorgt dat jij, zonder dat jij je hier bewust van bent, vergeet om je te verplaatsen in anderen, die (nog) niet over dezelfde kennis beschikken.
De vloek van kennis kan een obstakel vormen in de communicatie met leerlingen, maar ook met ouders en met collega’s. Veel van de begrippen en termen die je gebruikt in jouw uitleg en jouw materiaal zijn voor jou vanzelfsprekend geworden maar zijn dat voor de ontvangers nog niet; begrippen en termen kunnen helemaal nieuw zijn of ze zijn nog niet geleerd in die mate dat er ook sprake is van begrip. Hierdoor kan het gebeuren dat een instructie niet meer te volgen is voor jouw leerlingen waardoor zij afhaken of dat een goed bedoeld advies, zoals ‘Zorg voor een goede voorbereiding voor deze toets.’, tot niets leidt omdat de leerlingen niet hebben geleerd hoe zij zich goed moeten voorbereiden voor de toets.
Scan tijdens de voorbereiding van je les de teksten en de materialen die je gaat gebruiken op woorden en termen die de leerlingen mogelijk nog niet kennen.
Check aan het begin van de les op kennis en begrip en eventuele misvattingen. Leg de termen en begrippen die de leerlingen nog niet kennen kort uit.
Een tip die ik ook ooit kreeg is om een korte begrippenlijst uit te delen; leerlingen kunnen deze op hun tafel houden tijdens de les.
witregel
6. Verschillende betekenissen
Er ontstaat ook storing in de communicatie als een gebruikte term of een gebruikt begrip voor de zender een andere betekenis heeft dan voor de ontvanger. In het onderwijs hebben wij een uitgebreide set aan woorden en termen die wij sinds jaar en dag gebruiken en waarvan jij je waarschijnlijk al lang niet meer afvraagt of jouw leerlingen hier dezelfde invulling aangeven als jij.
Denk dan aan woorden als plannen, huiswerk of bijvoorbeeld ‘we kijken samen de toets na’. (Jij ziet het samen nakijken van de toets misschien als een activiteit waar de leerlingen van kunnen leren, maar jouw leerlingen zijn mogelijk meer bezig met kijken waar ze er nog een extra puntje uit kunnen halen.)
Ikzelf ben de laatste jaren erg scherp op het detecteren van miscommunicatie rond het begrip leren. Het is een woord dat ik heel veel gebruik in mijn lessen en in de gesprekken die ik heb met leerlingen, maar ik heb gemerkt dat leerlingen er soms een heel ander beeld bij hebben dan ik.
– ‘Mijnheer, ik baal echt ontzettend van dit slechte resultaat.’
– ‘Dan heb je een groot deel van de stof dus niet geleerd.’
– ‘Jawel mijnheer, dat heb ik dus wel gedaan;
ik heb de hele week elke dag een half uur geleerd.’
Nog steeds zijn er heel veel leerlingen die leren zien als de activiteit die je thuis doet om je voor te bereiden op een toets. Aan het begin van een les mededelen ‘deze les gaan we twee nieuwe begrippen leren’ schiet zijn doel voorbij als leerlingen het invullen als ‘deze les werk ik aan opdrachten in het boek en later ga ik mij thuis voorbereiden op de toets.’ Op zo’n moment zit je niet op dezelfde lijn.
Naast heel duidelijk uitleggen wat jij bedoelt met… kan je ook veel verduidelijken met behulp van kleine opdrachten.
Zo kan je leerlingen uitleggen wat jij verstaat onder leren door te werken met exit-tickets en entree-tickets. Door op het einde van elke les de leerlingen een paar vragen te laten maken over de leerstof van die les maak je duidelijk dat jij verwacht dat ze in die les de stof leren. Als je vervolgens aan het begin van een volgende les start met een paar vragen over diezelfde stof maak je duidelijk dat leren ook betekent dat de stof onthouden wordt.

Controleer ook regelmatig of jouw boodschap goed aankomt.
witregel
witregel
Onderstaande factoren zijn ook van invloed op de communicatie tussen leerkracht (zender) en de leerling (ontvanger) en kunnen in meer of mindere mate ook voor ruis zorgen:
7. Beperkingen
Bijvoorbeeld een visuele beperking, prikkelgevoeligheid, een concentratiestoornis, enzovoort.
8. De omgeving
Een onrustige klas of de bladblazers buiten het lokaal.
9. De emotionele gesteldheid van de ontvanger
We begrijpen allemaal dat een leerling die recent een familielid heeft verloren niet in staat is om alle informatie goed te ontvangen. Als leerkracht houd je hier rekening mee.
Maar ook een rottige opmerking of een liefdesverklaring die vlak voor jou les via WhatsApp is gedeeld neemt de leerling mee het lokaal in en zorgt ervoor dat hij of zij minder goed in staat is om jouw informatie te ontvangen en te verwerken. Een reden waarom steeds meer scholen er voor kiezen om mobiele telefoons in de kluisjes op te bergen.
10. Gebrek aan motivatie
Op het einde van de dag kan een leerling moe zijn en daardoor is hij minder goed in staat om jouw informatie te ontvangen. Maar de leerling kan ook slechte ervaringen hebben met jou of jouw vak of er simpelweg geen affiniteit mee hebben.
11. Persoonlijke voorkeuren
Ik blijf weg van het begrip leerstijlen maar wil hier wel benoemen dat leerlingen voorkeuren kunnen hebben in hoe zij informatie ontvangen en dat het van invloed kan zijn op de communicatie als er herhaaldelijk niet aan die voorkeur wordt voldaan. Zorg als leerkracht daarom regelmatig voor afwisseling in de activiteiten die je organiseert in je lessen.
Ter afsluiting
Deze lijst is zeer zeker niet compleet; er zijn nog veel meer factoren die van invloed zijn op jouw communiceren met leerlingen, ouders en collega’s. En daar komt bij dat communicatie zelden zo mooi lineair verloopt als het ZBMO-model. Het is dan ook niet mogelijk om de perfecte overdracht te realiseren. Maar daar gaat het ook niet om; het gaat er om dat jij je bewust bent van jouw zenden, de media die je hiervoor gebruikt, het ontvangen van jouw leerlingen en het feit dat er op allerlei manieren ruis kan ontstaan. Door hier regelmatig bij stil te staan en hier op te reflecteren investeer je in de kwaliteit van je lessen en je lesgeven.
En dat is wat een professionele leerkracht doet.
witregel
witregel
Zach Groshell heeft voor zijn post de volgende twee bronnen gebruikt:
Two Meta-analyses Exploring the Relationship between Teacher Clarity and Student Learning – S. Titsworth, J. P. Mazer, A. K. Goodboy, S. Bolkan, S. A. Myers
Teacher behavior and student achievement – J. E. Brophy, T. L. Good
Zach Groshell – samenvatting op Twitter
Daniel T. Willingham – Why don’t students like school.
6 Common Learning Barriers (And How to Overcome Them) – Chalk.com